Al de vestigingen van Lucerna kregen de afgelopen jaren de onderwijsinspectie over de vloer. De verschillende scholen werden grondig doorgelicht en alles werd nagekeken en gecontroleerd. Het oordeel van de inspecteurs was dan ook positief en al de vestigingen kregen een gunstig advies. ‘De scholen handelen voldoende kwaliteitsvol en zijn sterk genoeg om zelf de kwaliteit op te volgen en te verbeteren’, aldus de onderwijsinspectie.
De onderwijsinspectie komt niet zomaar langs op de school. Ze gaat na of scholen, centra en academies hun maatschappelijk opdracht realiseren: streven ze de ontwikkelingsdoelen, leergebiedoverschrijdende en vakoverschrijdende eindtermen na en bereiken ze de eindtermen en leerplandoelstellingen? De eerste helft van februari kwam in de vestigingen van Lucerna in Anderlecht en Antwerpen de inspectie langs en in de eerste weken van maart was het de beurt aan Genk en Melle. ‘Wij wisten wel dat al onze vestigingen helemaal in orde waren en dat we kwalitatief onderwijs aanbieden aan onze leerlingen, maar toch doet het goed en is het nog eens een bevestiging dat we goed bezig zijn met Lucerna als ook de onderwijsinspectie er zo over denkt’, aldus directeur Fevzi Yildirim.
Twee fases
Iedere inspectieronde bestaat uit twee delen: het vooronderzoek en de eigenlijke doorlichtingen. Tijdens het vooronderzoek verzamelen de inspecteurs zoveel mogelijk informatie over de school. Dit doen ze aan de hand van informatie die in Brussel beschikbaar is: vorige doorlichtingsverslagen, cijfergegevens over het aantal leerlingen, het aantal zittenblijvers, het personeelsverloop,… Ook gaan de inspecteurs in deze fase één dag op bezoek in de school. Op het einde van de dag proberen ze een inschatting te maken van de sterktes en zwaktes van de school, om te beslissen waar de eigenlijke doorlichting vooral op zal gaan focussen. Na deze voorbereidende fase komt dan het doorlichtingsbezoek. Dit duurt meestal drie dagen. Hier gaan de inspecteurs wat zij denken de sterktes en zwaktes te zijn van de school toetsen aan de praktijk. Dit aan de hand van gesprekken met de directeur en de leerkrachten, soms ook met de leerlingen, dor observaties in de klassen en door het analyseren van verschillende documenten. Ze gaan op zoek naar een antwoord op drie vragen: Éen, respecteert de school de onderwijsreglementering? Twee, bewaakt de school haar kwaliteit? En drie, wat met het algemeen beleid van de school?
CIPO-bril
De onderwijsinspectie moet proberen objectief naar de school te kunnen kijken. Tijdens een doorlichting zetten ze dan ook hun ‘CIPO-bril’ op. Dit wil zeggen dat ze gegevens verzamelen over de Context, de Input, het Proces en de Output van de betrokken school. De ‘context’ houdt de gegevens in en rond de school in die de onderwijskwaliteit zouden kunnen beïnvloeden, maar waar de school zelf weinig vat op heeft. Is het een grote of kleine school, een stadsschool of buurtschool? Voor de ‘input’ gaat de inspectie kijken naar het profiel van de leerlingen die de school binnenkrijgt en welke leerkrachten er werken. Het ‘proces’ is wat er gebeurt in de klas en op school. Welke inspanningen doen de leerkrachten en de school? En hierop volgt dan de ‘output’. Wat is het resultaat bij de kinderen van al die inspanningen? Zijn er veel zittenblijvers? Wat dragen de kinderen mee van het onderwijs in de school?
Advies
Als heel de doorlichting voorbij is, volgt het belangrijkste gedeelte van het proces: wat vindt de onderwijsinspectie van de school en welk advies geven ze mee? Het eerste advies is een ‘gunstig advies’. Dit kregen alle vestigingen van Lucerna. Hier is de inspectie van oordeel dat de instelling voldoende kwaliteitsvol handelt en ze sterk genoeg is om zelf de kwaliteit op de volgen en te verbeteren. De school behoudt haar erkenning en er volgt geen opvolgingsdoorlichting. Een ‘beperkt gunstig advies’ is al wat minder positief. De school moet dan binnen een bepaalde termijn tekorten wegwerken., maar blijft voorlopig wel erkend. Wel komt er een opvolgingsdoorlichting om te zien of de school haar tekorten heeft weggewerkt. Zo ja, krijgt ze een gunstig advies, zo niet, een ongunstig. Dat is dan meteen ook het derde advies, het ‘ongunstig advies’. Hier is de inspectie van oordeel dat de instelling belangrijke tekorten moet wegwerken en beraadslagen of de school dit zelf kan, of externe begeleiding nodig heeft. Ook wordt de procedure voor het intrekken van de erkenning opgestart. De school krijgt dan twee maanden de tijd om een verbeteringsplan in te dienen. In zo’n geval zijn er drie mogelijkheden. Ten eerste, als de school geen verbeteringsplan indient, volgt er na drie maanden een nieuwe inspectie door een ander team. Als de school wel een plan indient, maar de Vlaamse Regering het niet goedkeurt, komt er ook een nieuw team de school inspecteren. En als de Vlaamse Regering het plan wel goed vindt, volgt er tijdens de laatste drie maanden van de opschortingsperiode een nieuwe doorlichting door een ander team.
Het inspectieverslag 2013 kan je lezen op http://www.ond.vlaanderen.be/